Van Nederlandse
poëzie weet ik vrij weinig, alleen dat ik fan ben van Gerrit Kouwenaar. Waarom
weet ik niet helemaal. Zijn poëzie is eigenlijk heel taai; soms snap ik
nauwelijks waar zijn gedichten over gaan. Dat hoeft ook niet; ik vind het
gewoon mooi.
Misschien komt
dat wel doordat mooi en taai goed samen kunnen gaan: Kouwenaars gedichten
dwingen af dat je er goed bij stilstaat, erover nadenkt, en ernaar luistert
vooral. Wat ik er mooi aan vind, is precies dat ontegenzeggelijk talige: Kouwenaars gedichten roepen voor
mij nauwelijks beelden op, de woorden
zijn niet zomaar een vehikel voor een “diepere” betekenis of zo – op de
voorgrond staan altijd echt de woorden zelf.
Tegelijkertijd
gaat het bij Kouwenaar ook vaak over hele materiële, lichamelijke zaken. Weinig
metaforen of symbolen, en al helemaal geen “gevoelens” (mensen denken vaak –
ten onrechte – dat poëzie over gevoelens moet gaan) maar vooral gewoon dingen, zonder pompeuze woorden (zoals
het woord “pompeus”). Dat levert een eigenaardige mix op, die ik juist zo mooi
vind: Kouwenaars poëzie gaat over concrete dingen, en over woorden, en over hoe
die twee bij elkaar aansluiten, of juist niet.
Eens moest ik
voor een seminar een praatje houden, waarbij ik dacht dat een gedicht van Kouwenaar
(“In een lade”) een perfecte illustratie zou zijn. En dan kon ik ook wat met
mijn liefhebberij van Kouwenaar! Maar ik zat met een probleem: de helft van het
publiek was Engelstalig. En da’s dan lastig met poëzie die juist mooi is omdat
het zo dicht op de Nederlandse taal zit.
Dus er zat maar
één ding op: vertalen. Ik had wel eens vertaalklussen gedaan, maar nooit
poëzie. Al werkend ontdekte ik twee dingen. Ten eerste is vertalen ontzettend
teleurstellend, want ook al doe je een goede poging, je kunt nooit de
complexiteit van het origineel benaderen. Maar de tweede ontdekking was veel
belangrijker: vertalen is een verrekt goede manier van lezen, met name als het
gaat om een focus op taal. Om wat voorbeelden te kunnen bespreken, geef ik hier
het origineel, en onderaan mijn hele vertaling:
In een lade
Dit moet zo aflijvig het vlees prijzen
dat zelfs de ijskast het opgeeft
dit moet zo inwendig dat het witgoed
zich leegbloedt, het uitkrijt
dit moet de letters zo grondig besmetten
dat zij in de wonde ontwaken
soms vindt men nog in een lade
een litteken, schrik van een inktvlek
het was, zoals sneeuw is of as
maar het brandde, het smelt niet –
Ik zal geen
uitputtende lezing proberen te geven van dit gedicht, en ook niet al m’n
overwegingen bij mijn poging tot vertaling. Maar ik probeer wel wat voorbeelden
te geven van hoe het vertalen me juist leidde tot beter lezen van de taligheid
van dit soort poëzie.
Het is
gebruikelijk om te beginnen met een snelle woord-voor-woord vertaling, maar dat
leidde al bij het begin tot een probleem, in “Dit moet...”. “Dit” slaat op het
gedicht zelf – het is een gedicht over
tekst, over taal. Maar dat “moeten” is lastig: waar we in het Nederlands
“moeten” gebruiken, kan dat in het Engels “have to”, “must”, of “need to” zijn,
bijvoorbeeld. Dat kaatste me direct terug naar het Nederlands: is dit “moeten”
in de zin van een verplichting, in de zin van iemands bedoeling of in de zin
van een noodzakelijkheid? Of alles tegelijk, natuurlijk. Maar waarom “moet” dit
gedicht iets? Kennelijk gaat dit gedicht (en gedichten en taal in het algemeen)
samen met iets moeten – er zit drang
of dwang achter.
In de tweede
strofe bleek “witgoed” in het Engels gelukkig ook “white good”. Leegbloeden en
uitkrijten – een archaïsch woord voor een kreet slaken of hard huilen – laten
zich vertalen als “bleed out” en “cry out”, mooi aan elkaar gekoppeld door
“out”. Da’s net iets anders dan in het Nederlands, maar het legt gelukkig wel
de nadruk op voorzetsels/voorvoegsels. Die zijn in dit gedicht heel belangrijk:
na “aflijvig” en “opgeven” hier dan nu “inwendig”, “leegbloeden” en “uitkrijten”.
Niet zomaar bloeden, maar leegbloeden
– het woord krijgt nog eens een extra richting, een extra lading mee.
De middelste
regels bleken aardig te lukken. De herhaling van e-klanken in “letters” en
“besmetten” kan behouden blijven: “this has to infect the letters...” Iets
soortgelijks geldt voor de w’s van “wonde” en “ontwaken”: “that they awaken in
the wound”. Hebbes, dacht ik! Maar toch rees er een probleem, wat te doen met “zo
grondig”. In het Engels zou het gekunsteld zijn als het ergens anders dan aan
het eind van de zin zou staan: “this has to infect the letters so thoroughly”.
Maar dan is eigenlijk de balans helemaal anders dan in het origineel, waar
“besmetten” aan het eind valt en daarmee extra nadruk krijgt. Eigenlijk draait
die hele regel om dat idee van besmetten. Dat benadrukt nog eens het lijfelijke
in dit gedicht: besmette wonden, vlees en bloed.
De inhoud van die
lade in de volgende twee regels – centraal in het gedicht, natuurlijk – bleek
lastig; een litteken is in het Engels een “scar”, daar valt weinig anders van
te maken, en het ritme is ook meteen geheel anders. Maar ik kwam op iets
anders, “a scar, scare of an ink stain”. Dat had nog een voordeel, want in het
origineel zit er namelijk door de herhaling van i-klanken een sterke koppeling
tussen litteken, schrik, en inktvlek. Andere middelen in de vertaling, maar wel
een soortgelijk effect: een koppeling niet door assonantie (de i-klanken), maar
door allitteratie (scar & scare) en die “stain” zit er een beetje in de
buurt. Zo blijven de centrale elementen dicht bij elkaar: inkt/letters als een
spoor/litteken van een wond/vlek/besmetting.
De laatste strofe
bleek gelukkig vrij natuurlijk over te zetten, met behoud van het effect van
“is of as”, in “is or ash”. Alleen de slotnoot verschuift helaas: een nadruk op
smelten in het Engels (“doesn’t melt”) terwijl het origineel juist eindigt met
een ontkenning (“smelt niet”). Da’s belangrijk, want eindigen met een negatief
gebaar brengt terugtrekking en twijfel met zich mee. Het is uitdrukkelijk niet zo dat het smelt, verdwijnt,
onschuldig wordt – maar het brandde. Let op de verleden tijd, dacht ik al
vertalend – het gaat niet om iets algemeens, iets wat altijd veilig wegsmelt,
maar het sluit aan bij het verleden dat spreekt in een litteken.
Alles bij elkaar
drukte mijn vertaaloefening me ontzettend met m’n neus op de woorden, de taal
van dit gedicht – op de klanken, de ritmes, de heldere lettergrepen, op het
feit dat het direct is, zonder opsmuk. En dat raakt rechtstreeks aan waar dit gedicht
over gaat: de effecten van woorden, die niet zomaar mooi op papier staan maar
een vlek zijn met drang of dwang erachter. Letters die je raken, tot je
doordringen – letterlijk, als een wond, zelfs als een besmetting, die een
litteken achterlaat.
Woorden, taal,
poëzie zijn niet per se elegant en fijn om tot je te nemen, zoals een snoepje
of als een stukje chocola. Ze raken je, niet in je hart of je verstand, maar ze
laten sporen na in je hele wezen, in je zijn, in je vlees. Dit gedicht plaatst
taal en lichaam op hetzelfde vlak, het betrekt je lichaam in het proces van
betekenis. In de Bijbel gaat het over het woord dat vlees geworden is (Joh.
1.14), maar bij Kouwenaar is het andersom: het vlees is woord geworden.
Uiteindelijk was
ik tevreden – niet met de vertaling, want die schiet altijd tekort, maar met
het proces. Dat betekent niet dat ik voortaan probeer van alles te vertalen
natuurlijk, maar ik ontleen er wel een strategie van lezen aan: vooral rustig
luisteren naar de woorden zelf, en dan alle hoeken en gaten verkennen van alle
mogelijke betekenissen die in woorden, klanken, herhalingen, posities,
samenstellingen en ritmes besloten zitten.
In een lade
Dit moet zo
aflijvig het vlees prijzen
dat zelfs de
ijskast het opgeeft
dit moet zo
inwendig dat het witgoed
zich
leegbloedt, het uitkrijt
dit moet de
letters zo grondig besmetten
dat zij in
de wonde ontwaken
soms vindt
men nog in een lade
een
litteken, schrik van een inktvlek
het was, zoals sneeuw is of as
maar het
brandde, het smelt niet –
|
In a drawer
This has to praise the meat so lifelessly
that even the freezer gives it up
this has to be so internally that the white good
bleeds itself out, cries it out
this has to infect the letters so thoroughly
that they awaken in the wound
sometimes one still finds in a drawer
a scar, scare of an ink stain
it was, like snow is or ash
but it burned, it doesn't melt –
|
D.