woensdag 15 oktober 2014

Personages


Toen ik literatuurwetenschappen studeerde heb ik mij vaak verbaasd over het feit dat sommige docenten spraken over personages alsof het echte mensen waren, terwijl anderen hier juist weer studenten voor op de vingers tikten. Hoe zit dat nu precies? Waarom is het niet wenselijk over personages te spreken alsof het mensen van vlees en bloed zijn? Het antwoord dat ik inmiddels zelf als docent vaak geef, is dat personages talige constructen zijn die bestaan in de verbeelding van de lezer. Maar eigenlijk behoeft dit veel meer en wellicht ook een minder strikte uitleg.

Neem nu bijvoorbeeld zo'n canonisch werk als Oorlog en vrede. Het boek kent zoveel personages, dat het de lezer, zeker in het begin, als men er nog niet lekker inzit, duizelt. Al deze personages worden allemaal weergegeven met een eigen mening, een levensvisie, een perspectief en dan verhouden zij zich ook nog op ingewikkelde en veranderlijke manieren tot elkaar. Toch slaagt de tekst erin al deze figuren met een gelijk geduld, met een gelijke zorgzaamheid voor hun volledigheid, met een respect voor hun menszijn te schetsen. Natuurlijk, sommige personages zijn hoofdpersonen en krijgen meer ruimte dan anderen. Maar de tekst geeft iedereen een plek in de maelstrom van de conceptuele wereld die het probeert te schetsen.

Een belangrijk effect van personagebehandeling in Oorlog en vrede is dat het de verhouding tussen individueel handelen en plaats in de geschiedenis onderzoekt door een veelheid aan invloedsfactoren te presenteren. In Oorlog en vrede variëren deze krachten van materiële omstandigheden tot spirituele overtuigingen. Denk bijvoorbeeld aan de stinkend rijke Pierre die vrijmetselaar wordt, maar zijn hervonden geloof niet goed weet vol te houden omdat hij zich ergert aan de gierigheid van de andere metselaars. Het varieert van sociale conventies tot de meest impulsieve beslissingen. Denk hier eens aan Napoleon die gedurende lange tijd met grote zorg de diplomatieke irritatiegrens van Tsaar Alexander lijkt te bewandelen en dan ineens in een pedante opwelling met zijn leger de Niemen oversteekt. Hiermee doorbreekt hij de wapenstilstand en ontketent hij opnieuw oorlog met de Russen. Is het waar? Is het echt zo gebeurd? Dat doet er niet toe. Waar het om gaat is de ontwikkeling van het personage Napoleon, dat juist in scherp contrast staat met de geschiedkundige versie ervan. Met andere woorden, het gaat om de deconstructie van Napoleon.

Wat ook heel belangrijk is aan de manier waarop personages worden neergezet, en dit is tevens de reden waarom ik het niet erg vind dat dit boek zo ontzettend dik is, is de invloed die de tijd heeft op de samenhang van de hierboven genoemde factoren. Ter illustratie: als de wereld een hele grote salami was, dan was Oorlog en vrede een instrument waarmee je zowel de synchroniciteit als de diachroniciteit van de worst zou kunnen aflezen. Wat ik bedoel te zeggen is dat het boek, bekeken vanuit de constructie van personages, gaat over de verschillende manieren waarop tijd zich aan de lezer openbaart. Het boek laat zien hoe het is om de worst tegelijkertijd als doorsnede (synchronisch met een veelheid aan perspectieven) en als langgerekt geheel te beschouwen (diachronisch, met een verloop van a naar b). Het laat in een verhaal zien – een medium dat gezien het feit dat de woorden altijd noodzakelijkerwijs na elkaar moeten komen – dat het synchronische en het diachronische niet zonder elkaar kunnen bestaan, maar tegelijkertijd plaatsvinden. Daar komt nog bij dat de uren, dagen, weken en maanden die het de lezer in werkelijkheid kost om dit monsterlijk dikke boek te lezen resulteren in een besef dat een meer filosofische, haast spirituele tijdsbeleving niet los kan worden gezien van de banaliteiten die de personages in het plot overkomen. Dit verband wordt steeds duidelijker naarmate men langer volhoudt met lezen en het boek stelselmatig in het eigen banale tijdsschema weet te proppen. Dat is natuurlijk voer voor reflectie over het eigen dagelijkse bestaan en dat is echt heel vet.

Een ander effect van de opbouw van personages in Oorlog en vrede is de suggestie dat indrukken die wij als solide en gerechtvaardigd ervaren in feite tijdelijke constructen zijn. Pierre blijkt na ruim 900 pagina's helemaal niet zo'n naïeve lomperd. Natasha is aan het eind niet de onschuldige en weifelende diva die zich vrijwillig laat schaken terwijl ze eigenlijk al met iemand anders verloofd is waar ze ook heel veel van houdt. Het laat zien dat een gesprek met een goede vriend je leven kan veranderen. Zo probeert Pierre Andrej ervan te overtuigen dat hij meer kan zijn dan een kluizenaar, dat hij recht heeft op persoonlijk geluk en dat dat geluk niet in eenzaamheid kan bestaan. Hierna staat het hart van Andrej open en wordt hij verliefd op Natasha (helaas houdt deze verhouding dus uiteindelijk geen stand, maar ook zo is het leven).  Tenslotte ook, toont het dat sommige dingen toch onveranderlijk blijven. Dolokhov blijft het hele boek lang gewoon een zak en men krijgt eigenlijk steeds meer de indruk dat Pierre hem fataal had moeten raken in het duel.

Het lijkt nu misschien alsof ik een literatuurwetenschappelijke faux pas bega. Ik praat namelijk over deze personages alsof het echte mensen zijn. En dat mag niet, want het zijn talige constructen die bestaan ten gunste van de weerslag die zij op de lezer hebben. De kracht van dit boek, als realistisch meesterwerk, ligt echter ergens in het midden. Het praat over haar personages alsof het echte mensen zijn, juist om de lezer te laten vergeten dat het om personages gaat. Elke lezer weet intuïtief dat deze mensen niet bestaan, of in ieder geval deels fictief zijn. Ik denk dat ook elke lezer intuïtief weet dat het negeren van deze intuïtie juist een cruciaal onderdeel is van het monsterverbond tussen tekst en lezer. Wie doorpakt in Oorlog en vrede ervaart al snel dat het juist de mensen in het boek zijn die het zo ontzettend de moeite waard maken. Het boek functioneert niet, of niet uitsluitend, als een realistische nabootsing of objectieve bespiegeling op de Napoleontische oorlogen, maar juist als een uitnodiging tot deelname in deze voorbijgegane wereld. Een wereld die in eerste instantie niet die van de lezer is.

Mijn vermoeden is dat dit pact tussen tekst en lezer in meer algemene zin een groot nut is van het lezen van literatuur, juist omdat de acceptatie ervan de lezer in staat stelt emotioneel in het verhaal en in de personages te gaan hangen. Door deze inleving wordt empathie, en daardoor begrip voor een handelingen, keuzes of situaties die ons vreemd voorkomen inzichtelijk maakt. Het creëren van en spreken over personages alsof het echte mensen zijn is vanuit dit perspectief dus geen faux pas, maar draait juist – mits zij als beginpunt van de analyse wordt genomen – om het eren van het eeuwenoude contract tussen lezer en verhaal, waardoor een geëngageerde bespiegeling kan plaatsvinden op hoe de wereld eventueel zou kunnen werken.

H.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten