zaterdag 20 december 2014

Wachten op de barbaren



In het kader van de colleges die op 25 november 2014 door Humanities Rally zijn georganiseerd om te demonstreren tegen de bezuinigingen aan de Faculteit der Geesteswetenschappen aan de UvA, had ik onderstaande lezing voorbereid. De politie heeft de betogers verzocht de Oudemanhuispoort voor het einde van de actie te verlaten, dus hier alsnog de tekst.

---


Aan de universiteit van Pretoria in Zuid-Afrika is het voor rechtenstudenten verplicht om tijdens hun studie literatuurvakken te volgen, zodat zij een beeld krijgen van de morele, ethische en materiële kwesties die in de Zuid-Afrikaanse samenleving spelen. Dit wordt als een cruciaal onderdeel van hun training en ontwikkeling gezien. Een manier van literatuur benaderen die Bildung wordt genoemd.

Bildung is naar mijn mening een belangrijk onderdeel van elke opleiding en valt voor een groot deel onder de verantwoordelijkheid van de geesteswetenschappen. Deze Bildung wordt ook vaak aan literatuur gekoppeld, en terecht. Maar literatuur vervult niet uitsluitend een mimetische, nabootsende functie. Het is ook een constructief en productief fenomeen. Betekenis, zal menig literatuurwetenschapper verklaren, staat nooit vast. Het is een tijdelijk construct dat grotendeels afhankelijk is van sociale conventies. Een groot deel van deze betekenis wordt bepaald door hoe iets op een bepaald moment en op een bepaalde plaats is opgeschreven of gezegd.

Analyseren hoe de betekenissen waar we dagelijks mee geconfronteerd worden tot stand komen, is dus een cruciaal onderdeel van ons begrip over de eigen positie in de wereld, maar ook van het gebruik en scheppen van nieuwe betekenis. Literatuurwetenschap is een manier om te onderzoeken hoe de constructie van betekenis in zijn werk gaat, in de wetenschap dat het onmogelijk is ooit finale uitspraken over deze betekenis te kunnen doen. Het is een manier om alternatieve vormen van kennis te onderzoeken die niet onmiddellijk voor de hand lijken te liggen.

Een voorbeeld van hoe literatuur kan functioneren en waarom het belangrijk is haar in al haar diversiteit te onderzoeken is het boek Waiting for the Barbarians van J.M. Coetzee. Waiting for the Barbarians is een uitdagende tekst die zowel abstract als specifiek is. Het verhaal speelt zich af in een naamloze grenspost van het "Empire." Deze grenspost wordt bestuurd door de Magistraat, die als hoofdpersoon en als verteller fungeert. Bij aanvang van de tekst bezoeken een aantal dienders uit de hoofdstad de grenspost vanuit de hoofdstad om een onderzoek in te stellen naar  de barbaren die tevens in dit gebied wonen en de grenzen van het rijk lijken te bedreigen. Langzaam maar zeker escaleert dit onderzoek in een veldtocht tegen, of beter, heksenjacht op alles wat barbaars aandoet.

Zoals de Magistraat al vroeg in zijn betoog aangeeft, lijkt de dreiging echter subjectief: “Of this unrest I myself saw nothing” (Coetzee 9). Deze verklaring wordt in de roman volledig bewaarheid. Uiteindelijk krijgt de grenspost geen geweld vanuit barbaarse hoek te verwerken, maar wordt er intern wel veel schade aangericht. In de loop van het verhaal, zien we hoe de Magistraat wegens het sympathiseren met de barbaren uit zijn ambt wordt ontheven en gemarteld wordt om informatie over de vijand te verkrijgen. Slechts een handjevol van de bewoners overleeft de barre, winterse omstandigheden van de door Empire ingezette oorlogsexpedities. De meesten, inclusief de kolonels uit de hoofdstad, hebben overigens de grenspost bij het invallen van de winter al lang en breed verlaten. Aan het eind van de roman lijken we dan ook terug bij de aanzet tot een nieuw/zelfde begin: de Magistraat, die langzaam van zijn sociale en fysieke verwondingen herstelt, runt zo goed en zo kwaad als het gaat de overblijfselen van de grenspost.

Het spel dat Coetzee speelt met de tegenstelling tussen beschaving en barbarisme is tegelijkertijd eenvoudig en geraffineerd. Dit wordt duidelijk als de “beschaafde” mensen van de grenspost zich barbaars gaan gedragen, maar ook als we de manier waarop de Magistraat over de barbaren spreekt onder de loep nemen:

“For the duration of the winter the Empire is safe: beyond the eye’s reach the barbarians too, huddled about their stoves, are gritting their teeth against the cold.
There have been no barbarian visitors this year. It used to be that a group of nomads would visit the settlement in winter to pitch their tents outside the walls and to engage in barter…” (40)

Waar het in bovenstaand fragment om gaat, is de wisseling tussen verschillende zienswijzen, verwoord door hetzelfde personage. In de eerste paragraaf wordt het woord “barbarians” gebruikt om de afstand tussen de twee strijdende partijen aan te geven (beiden lijden echter onder de kou). In de tweede paragraaf echter, wordt hetzelfde woord gebruikt om een overgang in de associaties van de Magistraat weer te geven. Hij schuift namelijk in zijn benoeming (“trouwens, over die zogenaamde barbaren gesproken”) naar het woord “nomade,” wat een veel minder negatieve connotatie heeft. Zolang het hier gaat om het omschrijven van de onbekende en onzichtbare bedreiging wordt er dus een ander, meer beladen woord gebruikt dan wanneer het jaarlijks terugkerende, gemoedelijke en vooral zichtbare contact met dezelfde groep mensen wordt omschreven. Het onbekende is barbaars, het tastbare nomadisch.

Toch, als de Magistraat tijdelijk een kreupel barbarenmeisje in huis neemt, houdt hij altijd vast aan de verwijzing “barbaars.” Dit onderstreept het feit dat zij gedurende het verhaal altijd onkenbaar en gesloten blijft voor de prangende vragen van de Magistraat omtrent haar eigen marteling. Zij weigert er met hem over te praten en ervaart zijn aandringen als kwetsend. De Magistraat, echter, blijft proberen, ondanks het feit dat hij zich vereenzelvigd ziet met de martelaren van het meisje: in welk opzicht is zijn verbaal aandringen om informatie iets anders dan een fysieke kwetsuur? Deze dynamiek suggereert dan ook dat, gezien de intense, fysieke band tussen de Magistraat en het meisje, het woord “barbaars” tevens gebruikt wordt om het potentiële geweld dat schuilt in enige vorm van discursieve intimiteit te benoemen. Een frustrerende spanning die de Magistraat achteloos verwoordt door het meisje “voor de grap” met een huisdier te vergelijken.

We zien aan bovengenoemde formuleringen dat de Magistraat niet een bepaalde mening over de barbaren heeft en daar naar handelt. De resultaten van zijn handelingen zijn niet onmiddellijk duidelijk (al helemaal niet voor hemzelf), en de ethische status ervan al evenmin. Het is een fundamenteel ambigu personage.

Precies dit gebrek aan een sluitende interpretatie van het personage van de Magistraat sluit aan op het punt dat ik vandaag wil maken. In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, is een klinkende betekenis niet altijd voorhanden, of zelfs nodig. Het is niet altijd mogelijk te bepalen welk doel onze kennis dient, wat voor gevolgen zij heeft, of welke kennis we onderweg nodig zullen hebben. Meestal niet eigenlijk. Dit van tevoren te weten is een knoop die we niet kunnen ontwarren.

Wat we wel kunnen doen, en wat ook nodig is, is te reflecteren op onze kennis, op hoe deze tot stand komt, en wat voor belangen ermee gemoeid zijn. Een kritische reflectie is niet mogelijk in een wereld van grote lijnen, kan niet worden ingezet zonder concrete input. Er bestaat niet zoiets als onderwijs zonder specificiteit en precisie, geen theoretisering of methodologische inzet zonder case study. Zonder specificiteit, diversiteit en specialisme, scheppen wij blinde kaders, die alles wat we niet kennen tot barbaarse gewoonten maken die op afstand moeten worden gehouden. Het is juist de studie van specifieke details die duurzame reflectie op betekenis en kennis mogelijk maakt, en die moet worden beschermd. Anders staan er straks alleen nog maar barbaren aan de poort.

H.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten